Aandachtspunten voor bij het examen Wiskunde:

 

Wat mag je meenemen?

 

-pen

-tekenpotlood

-gum

-kleurpotloden

-puntenslijper

-liniaal

-passer

-geodriehoek

-koershoekmeter

-rekenmachine (geen grafische; zorg voor een volle batterij; geen mobiele telefoon als rekenmachine)

 

 

 

  • Het is handig om de gegevens uit de opgave eerst apart op te schrijven. Meestal moeten alle gegevens in de opgave gebruikt worden. De gegevens die je nodig hebt staan altijd boven de vraag!
  • Als je klaar bent met je antwoord, lees de vraag dan nog even door.
    Heb je wel antwoord gegeven op de vraag? 
    Eindig je antwoord met: Dus:……………..
  • Heb je de eenheid (cm. Euro, enz.) erbij gezet?
  • Heb je goed afgerond?
  • Schrijf bij je berekeningen op wat je berekent.
  • Heb je alle berekeningen opgeschreven? (Elk getal dat niet in de gegevens staat komt van een berekening, die moet je opschrijven dus!!!
  • Tekenen met potlood en liniaal, schrijven met pen
  • Verdeel je tijd goed. Het is zonde als je aan het eind opgaven niet af hebt, daar zitten vaak nog wel wat vragen die je eigenlijk wel weet, maar waar je door tijdgebrek niet aan toe bent gekomen.

 

Verder is het handig om het onderstaande te weten:

 

            Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de

gecommitteerde (2e corrector)scorepunten toegekend volgens het beoordelingsmodel.

 

            Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:

 

1 Als een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen

aantal scorepunten toegekend;

 

2 Als een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te

behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het

beoordelingsmodel;

 

3 Als een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt

en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

 

4 Als slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerst gegeven antwoord beoordeeld;

 

5 Als meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerst gegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

 

6 Als in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;

 

7 Als in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;

 

8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen;

 

9 Als je een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of ten minste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.

 

10            Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

 

11            Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

 

 

Voor dit examen zijn de volgende vakspecifieke regels vastgesteld:

1            Voor elke rekenfout of verschrijving in de berekening wordt één scorepunt

afgetrokken tot het maximum van het aantal punten dat voor dat deel van die vraag

kan worden gegeven.

2            Als in een berekening een notatiefout is gemaakt en als gezien kan worden dat de

kandidaat juist gerekend heeft, wordt hiervoor geen scorepunt afg